Is er draagvlak voor het Sociaal akkoord 2017?
De formatie regeringspartijen wachten al lange tijd op input uit de polder. Wat willen de werkgevers- en werknemersorganisaties met de arbeidsmarkt en sociale zekerheid? Bekend is dat de werkgeversorganisaties de loondoorbetaling bij ziekte terug willen hebben naar 1 jaar voor alle werkgevers en niet alleen voor het kleinbedrijf. Ook benoemen ze dat met name het starre ontslagrecht een probleem is. Uit een andere hoek dan verwacht, verschijnt er een sociaal akkoord met de naam Sociaal Akkoord 2017. Niet VNO-NCW, MKB-Nederland, de FNV of de CNV, maar twee partijen namelijk Ondernemend Nederland (ONL) en het AVV (Alternatief Voor Vakbond) boden op 18 juli jl. het sociaal akkoord 2017 aan de onderhandelaars van de formatie aan. Kenden jullie het Alternatief Voor Vakbond al? Ze noemen zichzelf een moderne vakbond met een frisse aanpak, die zich o.a. inzet voor de flexwerkers (zoals payrolling, uitzendsector) en zzp’ers. In hoeverre dit akkoord impact heeft op de formatie is maar de vraag. Ondernemend Nederland en AVV vertegenwoordigen maar een klein deel van de achterban. In de uitzending van Nieuwsuur van 18 juli jl. verdedigden ze zich wel een grote achterban te hebben en ze benoemden dat dit akkoord een weergave is van de wensen van werkgevers en werknemers. Het kleinbedrijf heeft namelijk grote hinder van de Wet werk en zekerheid. Grote bedrijven zijn minder geld kwijt aan vertrekregelingen maar voor MKB- bedrijven tot ca. 50 werknemers is de Wet werk en zekerheid juist te star en te duur. Ook willen ze voor kleine bedrijven een verkorting van de loondoorbetalingsplicht bij ziekte. Verder willen ze meer zekerheid voor de flexwerker.
Uitzending Nieuwsuur 18 juli 2017
De doelstelling van het sociaal akkoord 2017 is te komen tot een soepeler functionerende arbeidsmarkt. Bij Nieuwsuur zagen we nog dezelfde avond in de uitzending hoe Mei Li Vos door Mark Rutte hartelijk werd gekust toen ze het akkoord kwam aanbieden. Ook Hans Biesheuvel van Ondernemend Nederland zat samen met Mei Li Vos in de uitzending van Nieuwsuur waar ze niet veel verder kwamen dan te zeggen dat de rechten voor flexwerkers beter moeten worden en dat vooral het MKB -bedrijf behoefte heeft aan een soepeler ontslagregime en een kortere loondoorbetaling bij ziekte. Dit omdat ze nu huiverig zijn geworden om personeel aan te nemen. En ook kwam een werkgever in beeld die bevestigde dat ze nu nog niet wist of ze een goede hardwerkende collega wel een vast contract kon gaan aanbieden omdat deze collega wel een chronische ziekte heeft en zij als werkgever niet uit de voeten kan met al deze verplichtingen.
Irritatie
Bij het kijken van de uitzending groeide mijn irritatie. De Wet werk en zekerheid werd helemaal onderuit gehaald. Benoemd werd dat alleen demissionair minister Asscher er zelf nog in gelooft. De dame in kwestie kennen we natuurlijk allemaal omdat ze voor de PvdA in de kamer heeft gezeten en ik keek extra verbijsterd omdat betrokkene zelf de Wet werk en zekerheid geaccordeerd heeft. Terecht werd hierop doorgevraagd door de presentator. Het antwoord was uiteraard voorbereid, dat we als fractie het sociaal akkoord van 2013 toch een kans moesten geven. Hoezo, vraag ik me dan oprecht af? Destijds waren de waarschuwingen richting het kabinet door alle sociale zekerheids- en arbeidsrechtspecialisten al overduidelijk! Het niet behalen van de doelstellingen van de Wet werk en zekerheid is op voorhand al voorspeld. Dat was voor niemand een verrassing, maar blijkbaar was de PvdA-fractie daar zelf niet van overtuigd. Het was voor ingang van de wet al duidelijkheid dat dit niet meer zekerheid voor de flexwerker zou betekenen, maar minder zekerheid. Maar goed, loslaten maar.
Nu iedereen van mening is dat de WWZ mislukt is, moet er zeker een nieuw sociaal akkoord komen en de poging van Ondernemend Nederland en het Alternatief Voor Vakbond is zeker te waarderen. Wel jammer dat al zo duidelijk in de uitzending bleek dat het CNV er niet achter staat en het vanuit andere polderpartijen stil bleef. Waar blijft de frisse wind in de polder? De sneer die vervolgens richting CNV werd gegeven door Mei Li Vos vond ik persoonlijk ook niet echt een uitnodiging om samen verder te kijken of er een sociaal akkoord kan komen met een groter draagvlak. Wellicht hoort dit wel bij de politieke onderhandeling. Al met al was mijn nieuwsgierigheid gewekt en heb ik een analyse gemaakt van de benoemde punten uit dit sociaal akkoord. ONL en AVV stellen een aantal concrete maatregelen voor om de ‘mislukte’ Wet werk en zekerheid te repareren en om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om toch personeel aan te nemen.
Zekerheid voor de flexwerker
Flexwerkers moeten al vanaf werkdag 1 ontslagvergoeding opbouwen. Voor werkgevers willen ONL en AVV meer ruimte om voor langere tijd bepaalde tijd contracten aan te gaan. Ook hiermee heeft de flexwerker meer zekerheid voor langere tijd.
Vanaf dag 1 : een degressieve ontslagvergoeding
Degressief houdt in: ‘hoe korter het contract, hoe meer werknemer in verhouding opbouwt’. Daarmee wordt het aanbieden van korte contracten duurder en dus minder aantrekkelijk voor de werkgever. De ontslagvergoeding is afhankelijk van de duur van de arbeidsovereenkomst en de vorm van contract. ONL en AVV stellen voor om al vanaf dag 1 ontslagvergoeding op te bouwen.
Duur arbeidscontract | < 12 maanden (bepaalde tijd contract) | 2 maanden en < 60 maanden | > 60 maanden |
Opbouw ontslagvergoeding per dienstjaar (in maandsalarissen) | 1/2 | 1/3 | 1/4 |
Stel, iemand heeft al 20 jaar een vast contract. Dan heeft hij per dienstjaar ¼ maandsalaris opgebouwd oftewel 20 * ¼ maandsalaris = 5 maandsalarissen. Overigens geldt wel als voorstel dat als een MKB- bedrijf iemand moet ontslaan om bedrijfseconomische redenen, dat de ontslagvergoeding dan gemaximeerd is op 2 maanden.
Stel dat iemand na 1,5 jaar moet vertrekken (van rechtswege vanwege einde van een bepaaldetijdcontract). Er is 1,5 dienstjaar gewerkt, het opbouwpercentage is dan 1/3 maandsalaris per dienstjaar. Berekening: 1,5 dienstjaar * 1/3 maandsalaris = 0,5 maandsalaris.
Stel dat iemand al na 6 maanden moet vertrekken, dan geldt het opbouwpercentage van ½. Ontslagvergoeding wordt dan 0,5 dienstjaar * ½ maandsalaris = 0,25 maandsalaris.
Vraagtekens
Ik vind de voorgestelde regeling complex, maar ik begrijp de gedachte, omdat werknemers die < 2 jaar in dienst zijn nu geen transitievergoeding krijgen. Er zijn mensen die voortdurend in tijdelijke contracten zitten en nergens ontslagvergoeding opbouwen. Ik heb wel direct allerlei vragen waar ik geen antwoord op kan vinden. Stel dat iemand een halfjaarscontract heeft gekregen en zich direct na het einde van de proeftijd in de tweede maand van het contract ziek heeft gemeld, krijgt hij dan ook 0,25 maandsalaris mee bij einde contract? Ik zou derhalve graag een uitzondering zien: dat er bij een ziekmelding geen recht meer is op een degressieve ontslagvergoeding, en ook niet wanneer de werknemer ziek uit dienst gaat. Ook MKB-werkgevers met een loonsom boven de 322.000 euro krijgen dan immers alsnog een rekening via de premiedifferentiatie in de Werkhervattingskas. En een werkgever die eigen risicodrager is voor de Ziektewet krijgt dan zelf alsnog het ziekengeld te betalen. Het Sociaal Akkoord benoemt niets over de wet Bezava en de lange duur van de periode dat een werkgever ook na einde contract nog financieel verantwoordelijk blijft voor de werknemer. Een gemiste kans, want waarom ben ik als MKB-werkgever maar liefst 12 jaar financieel verantwoordelijk indien een werknemer zich net na de proeftijd ziek meldt en van rechtswege ziek uit dienst gaat na einde bepaaldetijdcontract? Er is in het voorstel veel aandacht voor zekerheid voor de flexwerker, maar niet voor de lange duur dat een werkgever (ook MKB > 322.000 loonsom) nog financieel verantwoordelijk blijft.
Verruiming van de ketenbepaling: arbeidsovereenkomst voor langere bepaalde tijd
Het Sociaal Akkoord 2017 van ONL en AVV stelt verder een nieuw langer contract voor bepaalde tijd voor. Na een contract van een half jaar mag de werkgever ook een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aanbieden tussen de 4 tot 7 jaar. Na afloop van dit lange contract is het alleen nog mogelijk om een contract voor een half jaar aan te bieden. Gaan ze daarna nog samen verder, dan wordt het een contract voor onbepaalde tijd. De keten van contracten kan in dit sociaal akkoord dus worden opgerekt tot 8 jaar als er gebruik wordt gemaakt van de arbeidsovereenkomst voor langere bepaalde tijd. Om een keten te onderbreken stellen ze een tussenpoos van 3 maanden voor.
Zelf denk ik niet dat bedrijven staan te popelen om iemand een bepaaldetijdcontract aan te bieden tussen de vier tot zeven jaar. Leuk bedacht voor de flexwerker zelf, maar voor werkgevers zie ik er weinig toegevoegde waarde in. Stel dat je een vijfjaarscontract bent aangegaan en werknemer wordt direct bij dit tweede contract al ziek? Wat is dan de winst ten opzichte van de huidige situatie?
Wel is de tussenpoos van 3 maanden voordat er een nieuwe keten begint helder. Reparatie van de situatie voor de WWZ, toen ook nog 3 maanden tussenpoos voldoende was. Na 3 maanden kon er een nieuwe cyclus van drie contracten beginnen. Meerdere partijen die nu aan de formatietafel zitten hebben de reparatie van de WWZ, om terug te gaan naar de oude ketenregeling inclusief drie maanden tussenpoos, al benoemd in het partijprogramma.
Ontslagregime versoepelen voor MKB-bedrijf
Interessant is het voorstel om voor bedrijven tot 50 medewerkers een goedkoper en verlicht ontslagregime te regelen, waarbij de rechter meer mogelijkheden krijgt om het contract te ontbinden tegen een billijke vergoeding. Ze willen meer ruimte voor maatwerk (dus een ruimere restgrond) zodat werknemer en werkgever niet langer tot elkaar veroordeeld zijn als ze niet meer door één deur kunnen.
Dit is een grote wens van de kantonrechters, die in de praktijk zelf zeer creatief waren om toch een oplossing te vinden wanneer werkgever en werknemer niet meer door één deur konden. En ook waren kantonrechters al creatief in de vaststelling van een billijke vergoeding, waarbij er al jurisprudentie ligt dat ook privéproblematiek meespeelt bij de hoogte van de billijke vergoeding. Een verlichting van het ontslagregime voor MKB zou er dus voor zorgen dat rechters minder creatief hoeven te worden om de WWZ te ontlopen. Het zogenaamde “muizengaatje” was overigens al een begrip geworden, zie hiervoor de presentatie van de heer Ruud de Quay bij ons grote congres op 11 april (denken in mogelijkheden) en zijn artikel in CS Verbindt.
Verandering loondoorbetaling bij ziekte
Een onderwerp dat direct mijn interesse wekt. Helaas een gemiste kans. In mijn optiek geeft het sociaal akkoord een leuk geschreven verhaal, inspelend op de emotie die er leeft, zonder dat er een financiële onderbouwing of betere uitwerking achter zit. Een fundamentele discussie is nodig; niet alleen over de twee jaar loondoorbetaling bij ziekte maar ook over de regeling WGA (nog eens 10 extra jaren voor de werkgever). ONL en AVV stellen voor kleine bedrijven voor om de zieke werknemer na 1 jaar weer uit de collectieve pot te betalen (maar niet benoemd wordt dat daar natuurlijk wel collectief premie voor moet worden opgebracht). Kleine werkgevers hebben ook de mogelijkheid om de periode na de eerste zes weken collectief te verzekeren. Opvallend is dat in het sociaal akkoord geen grens wordt getrokken wat een klein bedrijf is. Sluiten ONL en AVV aan bij de grens van 10 werknemers zoals deze ook in de Bezava ligt?
Ze benoemen geen grenzen en geen financieringslijn. Enige dat benoemd wordt is dat de zieke werknemer er niets van mag merken en wel dezelfde rechten behoudt. Hoezo? De stelling dat er niets aan de rechten van de werknemer mag veranderen is zeer discutabel. Want bij het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO, zie “rapport geschikt voor de arbeidsmarkt”), is wel degelijk de constatering gedaan dat de re-integratie belemmerend werkt vanwege het ontbreken van financiële prikkels voor de werknemers, doordat cao-partijen bovenwettelijke regelingen treffen.
Premiedifferentiatie goed werkgeverschap
Ten aanzien van de financiering van ons stelsel lees ik wel dat ONL en AVV een premiedifferentiatie voorstellen waar een werkgever beloond wordt voor goed werkgeverschap t.a.v. investeringen in de gezondheid en arbeidsvoorwaarden. Direct komt de vraag op: hoe dan? Daar geeft het sociaal akkoord geen antwoord op, maar dit is natuurlijk nog wel een leuk onderwerp. Afleiding noem ik dit. Afleiding van waar het echt om gaat: Hoe krijgen we meer balans in de financiering van ons stelsel, waar nu de financieringsdruk eenzijdig bij de werkgever is neergelegd?
Opting out voor re-integratieplicht bij ziekte voor kleine bedrijven
Ook de re-integratieverplichting tweede spoor kunnen kleine bedrijven extern onderbrengen. ONL en AVV willen ook een ontbindingsmogelijkheid van het arbeidscontract indien er geen kansen meer zijn voor de zieke werknemer binnen het eigen bedrijf (als eerste spoor dus niet meer mogelijk is). De zieke werknemer krijgt dan een re-integratierecht en hiervoor moet apart re-integratiebudget komen. Interessante gedachte, maar de uitwerking ontbreekt. Een re-integratiebudget kunnen we ook niet los zien van het scholingsbudget. Wel zal het schelen als de werkgever niet meer de angst heeft dat hij ook nog een derde jaar loonsanctie moet gaan betalen indien het UWV zijn re-integratie-inspanningen als onvoldoende beoordeeld.
Duurzame inzetbaarheid en het nationaal scholingsfonds
Voorstel is om de O&O-fondsen af te schaffen en dit geld te stoppen in het Nationaal Scholingsfonds, met rechten voor iedere werkende (dus ook voor zzp’ers). ZZP’ers mogen zelf kiezen of ze meedoen met deze scholingspot. Iedere werkende bouwt rechten op en kan de tegoeden voor scholing aanspreken zonder tussenkomst van allerlei instanties. Verder is het advies dat in arbeidsovereenkomsten een scholingsafspraak wordt gemaakt.
Een werkgever mag van een werknemer vragen om zich te ontwikkelen en de scholingspot aan te spreken. Doet de werknemer dat niet, dan vervalt bij zijn pensioen de opgebouwde scholingspot terug aan het scholingsfonds. ONL en AVV hebben ook al een wetsnaam bedacht, ik moet moeite doen om die te onthouden maar hier komt-ie: …de Werkende Ontwikkelingswet (WOW).
Het regeerakkoord gaat zelf ook de kaders neerzetten van een levenslang leren. We hebben hier al jaren de meest mooie rapporten over geproduceerd. Nu wordt het tijd om dit inderdaad te gaan doen. Echter, weerstand van met name de rijke O&O-fondsen, die hun machtspositie niet kwijt willen raken is zeker te verwachten. Al met al is het goed dat sociale partners een standpunt gaan innemen. Maar ook hiervoor geldt dat de financieringsdruk van het nationaal scholingsfonds niet alleen bij de werkgevers neergelegd kan worden.
ZZP’ers : laagdrempelige verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid
ONL en AVV pleiten voor een collectieve sociale zekerheid voor de groep zelfstandigen. Ze benoemen de wens om een collectieve laagdrempelige verzekering voor arbeidsongeschiktheid in te richten met de mogelijkheid tot opting out voor de zelfstandige die dit niet wil.
Inmiddels is 10% van het arbeidsmarktpotentieel werkzaam als zelfstandige. Zij vallen buiten de verzorgingsstaat. ONL en AVV benoemen dat hierdoor er een rechtsongelijk ontstaat tussen werknemers en zelfstandigen, maar daardoor is ook de zelfstandige goedkoper voor opdrachtgevers (met verwijzing naar het onderzoek van het IBO ‘geschikt voor de arbeidsmarkt’).
Zolang er maar geen dwang komt is het mijn inziens prima wanneer de toegankelijkheid tot verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid voor de zzp-er toe gaat nemen. Gaat het nieuwe kabinet besluiten om een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen in te voeren? Het CDA en de ChristenUnie hadden wel in het partijprogramma staan om een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) op het niveau van de bijstand of het minimumloon verplicht te stellen. De VVD en D66 laten deze keuze liever bij de zelfstandig ondernemer.
Het probleem is dat ca. 3/4 van alle ondernemers zich nu niet aanvullend verzekerd heeft. Mochten ze langdurig arbeidsongeschikt raken, dan gaan ze alsnog een beroep doen op de sociale voorzieningen (bijv. de Participatiewet). Is het dan nodig om een AOV verplicht te stellen? De belangrijkste redenen hiervoor zijn:
- Onderschatting van het risico
Veel zelfstandigen zijn in de startfase bezig met de opbouw van het bedrijf en denken dat arbeidsongeschiktheid hen niet kan overkomen. Ze onderschatten de gevolgen. Als ze eenmaal ziek of arbeidsongeschikt zijn, komen ze niet meer in aanmerking om een verzekering af te sluiten. Uiteindelijk blijft dan alleen de bijstand over. - Hoge prijs en toetredingsdrempels
Veel zelfstandigen sluiten geen AOV af vanwege de prijs en het feit dat ze een medische keuring moeten ondergaan. Er zijn zelfstandigen die niet meer toegelaten worden tot een private verzekering omdat ze al een te hoge instroomkans hebben (dus grote kans op arbeidsongeschiktheid). Als de AOV verplicht wordt, kunnen zij zich ook verzekeren. - Oneerlijke concurrentie tussen zelfstandigen en werknemers
De werkgevers- en werknemersorganisaties bepleiten een verplichte verzekering voor zelfstandigen. Ze geven namelijk aan dat veel zzp’ers goedkoper kunnen werken dan werknemers. De meerderheid van de zelfstandigen verzekeren zich niet en verwerken dus ook het risico op arbeidsongeschiktheid niet in hun prijs.
Wat het nieuwe kabinet gaat beslissen, de meeste zelfstandigen willen vrijheid, en een opting out bij een eventuele verplichte regeling is daarom essentieel. Ook om te voorkomen dat de premie voor een collectieve AOV voor zelfstandigen weer een mooie vorm van verkapte belastingheffing wordt. Ik ben nog niet vergeten dat ik in 2003 voor de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (de WAZ) met een minimum dekking van max. 70% van het minimumloon een premie moest betalen van maar liefst 2196 euro. Alle zelfstandigen waren dolblij in augustus 2004, toen deze WAZ premie definitief werd afgeschaft. De kans dat er een verplichte verzekering – met hopelijk een opting out – komt is zeker aanwezig. Ook de politiek wil dat de AOV toegankelijker gaat worden, ook voor mensen die in het verleden te maken hebben gehad met medische problemen.
Hoofdlijnen voor nieuw pensioenstelsel
Wat te loven is, is dat ONL en AVV zich in het sociaal akkoord 2017 ook hard durven te maken voor een pensioenalternatief met aandacht voor verdeling van de lasten over de generaties heen. Een discussie die al jarenlang loopt en tot nu toe zonder succes vanwege de grote verschillen in de belangen van de verschillende generaties. T.a.v. pensioen beschrijven ze een aantal aspecten van een nieuw en duurzaam pensioenstelsel waarbij de tweede pijler (pensioenopbouw via werkgever) veranderd moet worden. Ze willen de eerste pijler (AOW) niet veranderen, en ook niet tornen aan de regels van de derde pijler (aanvullende, individuele pensioenverzekeringen). Opvallend is dat ze de verplichtstelling aan een specifiek bedrijfstakpensioenfonds willen opheffen, maar wel de ruimte blijven geven om bij het algemeen bindend verklaren van de cao het pensioen daar verplicht in op te nemen. Tweede pijler pensioen alleen regelen via beschikbare premieregelingen zonder garanties voor toekomstige pensioenen. Er wordt nu een schijnzekerheid geboden die pensioenfondsen helemaal niet waar kunnen maken. Voor pensioenwijzigingen zal een breed draagvlak nodig zijn.
ONL en AVV durven in hun stuk de scheve solidariteit van het pensioensysteem te benoemen, en ook dat er geluksgeneraties (de huidige gepensioneerden) zijn die 30% meer aan pensioen uitgekeerd krijgen dan waar voor is betaald, en dat de pechgeneratie (de jongeren) daar de rekening van betalen. Ze bepleiten een compleet nieuw stelsel omdat dit binnen het huidige stelsel niet op te lossen is. Een interessante discussie. Als sociaal zekerheidsspecialist heb ik al voldoende aandachtsgebieden, maar de pensioenspecialisten kunnen zich ook de komende jaren nog genoeg verheugen in veranderingen in het systeem die onvermijdelijk zijn.
Wie betaalt de rekening?
We volgen uiteraard de formatie op het terrein van de sociale zekerheid. Het is nog opvallend stil en ook van de andere polderpartijen is er nog geen warme reactie gekomen op dit sociaal akkoord. Wel is het initiatief van Ondernemend Nederland en vakbond AVV opvallend en ook te waarderen. Het is immers voor iedereen helder dat het nu liggende sociaal akkoord dat in 2013 is gesloten hard aan vervanging toe is.
Echter aandacht voor een betere solidariteit tussen de verdeling van de lasten tussen werkgevers en werknemers lijkt mij daarbij meer dan noodzakelijk om te komen tot een soepelere en beter functionerende arbeidsmarkt. En ook moet het bespreekbaar worden dat er situaties zijn waarin er geen recht is op een ontslagvergoeding , te denken valt bijvoorbeeld aan de situatie waarin het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst overduidelijk gelegen is in factoren die door de werknemer zelf veroorzaakt zijn. Kortom, werkgeversorganisaties: laat u niet opnieuw verrassen door nog meer kosten opgelegd te krijgen! Want al lezende kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de werknemersinvloed zeer groot is geweest met meer rechten voor de flexwerkers en werknemers maar geen aandacht waar de rekening hiervoor ligt. Verder mis ik met name de complete discussie over de werkgeverskosten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. De 10 jaar WGA komt in het stuk helemaal niet aan bod. Alleen echt kleine bedrijven betalen nu sectorale premies. Het MKB-bedrijf en het grootbedrijf hebben te maken met een premiedifferentiatie in de WGA die alleen voor de echte specialisten te begrijpen is. Vind ik dat erg? Het gepolder heeft de afgelopen 20 jaar een complex geheel van regelingen samengesteld en dat houdt ons als CS Opleidingen aan het werk . Wel zijn we oprecht bezorgd dat er wederom een toch eenzijdig stuk ligt met dezelfde teneur … Rechten, rechten en nog eens rechten. Maar wie betaalt de rekening?